Saturday, September 10, 2005

EEN POLITIEKE RAMP

Leven politieke leiders op een andere planeet?
Twee dagen duurde het eer president Bush het de moeite waard vond om zijn vakantie te onderbreken en al zijn aandacht te richten op de hulpverlening na de orkaan Katrina.
De stad New Orleans stond toen al voor tachtig percent onder water en hele steden en dorpen aan de kust van Mississipi waren van de kaart geveegd. Pas vier dagen na de ramp besloot de president het getroffen gebied te bezoeken. Hij bekeek het vanuit de lucht. Het gaf me een sterk deja vu gevoel. Toen de Russische duikboot Koersk in augustus 2000 met man en muis verging kwam een bruingebrande president Poetin in zijn vakantie-oord Sotsji aan de Zwarte Zee nonchalant verklaren dat het allemaal best meeviel en dat de bemanning gered zou worden.

Nu Amerika de terroristische aanslagen van 11 september herdenkt vallen de verschillen met vier jaar geleden meer dan ooit op. Toen greep Bush temidden van het puin een megafoon en zwoer in een spontane en emotionele toespraak dat Amerika zou terugslaan. Met één klap werd de man die op dubieuze manier president was geworden de onbetwiste aanvoerder van een natie die hunkerde naar zekerheid en leiderschap. Nu is die natie meer dan ooit verdeeld. Bush heeft nog altijd de steun van de meeste republikeinen ook al hebben velen vraagtekens bij de manier waarop de president Katrina en de binnenlandse problemen aanpakt. De andere helft van de Amerikanen missen net nu het leiderschap dat nodig is om een crisis het hoofd te bieden die qua ernst en gevolgen 11 september evenaart. Nancy Pelosi, de leider van de democratische minderheid in het Huis van Afgevaardigden noemde het gedrag van Bush in deze crisis “gevaarlijk” en ze verweet de president blind te zijn voor de realiteit.

De pijnlijke realiteit is dat de leiders van de Verenigde Staten ook na 11 september blijkbaar niet in staat zijn de veiligheid van de burgers te verzekeren. Katrina kan vergeleken worden met een terroristische aanslag met massavernietigingswapens, schreef USA-Today. Het centrum van de stad Biloxi aan de kust van de Golf van Mexico zag er na de doortocht van de orkaan uit als Ground Zero na een nucleaire aanval. Toch duurde het dagen eer ik daar de eerste hulpverleners en militairen zag verschijnen. Mensen die alles verloren hadden dwaalden tussen het puin op zoek naar iets eetbaars. Er was geen elektriciteit, geen stroom en geen communicatie met de buitenwereld. Toch is het departement van Binnenlandse Veiligheid na 11 september precies opgericht om dat soort toestanden te voorkomen of het hoofd te bieden.

De Federale dienst voor Rampenbestrijding FEMA, onderdeel van Binnenlandse Veiligheid, blunderde en klungelde dat het niet meer mooi was om aan te zien. FEMA wordt geleid door Michael Brown. De man weet alles van Arabische raspaarden – hij was voorzitter van de Arabian Horses Association – maar van rampenbestrijding heeft hij absoluut geen kaas gegeten. Brown bleek uren na de doortocht van de orkaan van toeten noch blazen te weten en tot overmaat van ramp legde hij de schuld voor de omvang van de catastrofe bij de slachtoffers: die hadden maar op tijd moeten vertrekken vond hij. Toch achtte president Bush het nodig om Brown publiekelijk te prijzen. You’ve done a heck of job Brownie, zei hij bij zijn - te late - bezoek aan New Orleans. Een week later werd Brownie de leiding van de reddingsoperatie ontnomen, maar hij blijft directeur van FEMA.

Voor zwart Amerika is het duidelijk dat de reactie helemaal anders was geweest als niet arme zwarten maar rijke blanken het slachtoffer waren geworden van de natuurramp.
Zeventig percent van de ondervraagden in een recente opiniepeiling onder Afrikaans - Amerikanen vonden dat ras inderdaad wel een rol heeft gespeeld. Slechts een veertig percent van de blanken zijn het daarmee eens. Waaruit nog maar eens blijkt dat Amerika ook raciaal nog altijd dieper verdeeld is dan op het eerste gezicht lijkt.

No comments: