Friday, April 14, 2006

DONALD RUMSFELD

De defensieminister heeft ontzaglijk geblunderd bij de planning en de uitvoering van de oorlog in Irak. COBRA II van Gordon en Trainor (zie hieronder) maakt brandhout van ’s mans reputatie. Rumsfeld krijgt de laatste dagen steeds meer de wind van voren en de roep om zijn ontslag wordt steeds luider. Nieuw is dat nu ook generaals (buiten dienst) zich in het koor mengen. Niet de eersten de besten maar een select groepje topmilitairen met veel invloed in Washington. Sommigen van hen waren nauw betrokken bij de planning van de oorlog en de campagne in Irak.

Majoor Generaal Charles Hl Swannack Jr., die als bevelhebber van het 82e Airborne de grondtroepen in Irak leidde verwijt Rumsfeld zijn “absolute mislukking in het leiden van de oorlog tegen Saddam.” De rebellie van de generaals is het gevolg van jarenlang opgekropte frustratie over de managementstijl van Rumsfeld die geen tegenspraak duldt en geen oor heeft naar de kritiek van professionele militairen.

George Packer, één van de best geïnformeerde Amerikaanse journalisten over Irak, schetst in The New Yorker een ontluisterend beeld van de Amerikaanse strategie tegen de opstandelingen, of veeleer het totaal ontbreken van een strategie. Rumsfeld wil er niet van horen omdat er volgens hem geen opstand is. Hij krijgt het I word voor Insurgency niet over de lippen. Het gevolg is dat plaatselijke commandanten zowat elk hun opvatting hebben over hoe ze het geweld moeten aanpakken. De gevolgen zijn desastreus. Maar Bush-Rumsfeld-Cheney blijven de Amerikanen voorhouden dat de oorlog volgens plan verloopt en dat de overwinning in het verschiet ligt.

Steeds minder Amerikanen zijn geneigd hen te geloven.

jd

donderdag 13 april 2006

HOE AMERIKA DE OORLOG WON EN VERLOOR


Als journalistiek de kladversie van de geschiedenis is, dan hoort COBRA II ongetwijfeld tot het betere kladwerk. Michael Gordon, militaire specialist van de New York Times en Bernard Trainor, generaal op rust van de Marines, gaan in detail na hoe president Bush, vice-president Cheney en Defensieminister Donald Rumsfeld Amerika stap voor stap naar het Iraakse moeras leidden, hoe de krijgsverrichtingen verliepen en hoe de Amerikanen al kort na de intocht in Bagdad de vruchten van de overwinning uit de handen lieten glippen. Hoewel het geweld en de burgeroorlog die daarop volgden niet tot het onderwerp van het boek horen wordt duidelijk hoe de militaire zege de kiemen in zich droeg van het bloedbad dat we vandaag in Irak meemaken.

In juli 1944 brak het Derde Leger onder leiding van generaal George Patton in Normandië door om de rest van Frankrijk en Europa te bevrijden. COBRA was de codenaam van de operatie. Het is veelbetekenend dat luitenant-generaal David Mc Kiernan, de chef van de landoperaties in Irak, naar deze illustere periode teruggreep voor de opmars naar Bagdad. Hij noemde de operatie COBRA II. De regering Bush en de generaals zagen in de verwijdering van Saddam Hoessein een herhaling van de bevrijding van Europa Met een spectaculaire militaire overwinning zou de dictator van het toneel verdwijnen, de Amerikaanse troepen zouden als bevrijders worden verwelkomd en daarna zou op de puinhopen van de dictatuur een democratie tot stand komen die aanstekelijk zou werken op de buren en uiteindelijk het Midden – Oosten van aanzien zou doen veranderen.

Donald Rumsfeld was in de wolken over de Amerikaanse operatie die in Afghanistan een einde had gemaakt aan het Talibanregime. Die leek zijn theorie te bevestigen dat een relatief klein militair contingent, uitgerust met de meest geavanceerde technologische middelen in korte tijd een veel grotere macht op de knieën kon krijgen. Snelheid en verrassing waren het ordewoord. Gewaagde operaties door de Special Forces speelden een belangrijke rol. Afghanistan moest volgens Rumsfeld een vervolg krijgen in Irak. De defensieminister bestookte zijn generaals bijna dagelijks met zijn beruchte sneeuwvlokken: memo’s met zijn invallen die hij op blocnotes overal in het Pentagon verspreid neerpende en die via de militaire hiërarchie bij de generaals aan de tekentafels terecht kwamen.

De inhoud van de memo’s verschilde, maar de kern van de boodschap was altijd dezelfde: minder troepen, minder voorbereidingstijd, minder zware middelen.

Rumsfeld deed de technische adviezen van militaire experts en ervaren generaals af als het oude denken, het verzet van het militaire establishment tegen zijn plannen voor militaire transformatie. Het oorspronkelijke opzet, een invasieleger van 300000 man werd met meer dan de helft afgeslankt tot een troepenmacht van 140000.

Rumsfeld had een sterk argument voor de tegenstribbelende generaals: de CIA voorspelde dat de Sjiieten in het Zuiden van Irak spontaan in opstand zouden komen tegen Saddam en dat het Iraakse leger als een kaartenhuis in elkaar zou storten nadat de officieren en soldaten zich massaal hadden overgegeven. Zo zeer was het Pentagon daarvan overtuigd dat het formulieren liet drukken die de vijandelijke korpscommandanten maar hoefden te ondertekenen om de overgave ordentelijk te laten verlopen.

Het optimisme van Rumsfeld en de misrekeningen van de CIA zouden de commandanten te velde zuur opbreken. Slechts één Iraakse divisie gaf zich over en de Sjiïetische opstand bleef uit. De gewapende Iraakse oppositie waar het Pentagon zoveel van had verwacht bleek hoofdzakelijk in de verbeelding van de meer dan dubieuze oppositieleider Ahmed Chalabi te bestaan. In werkelijkheid kregen de oprukkende troepen te maken met een totaal onverwachte vijand: de Baathistische Feddayeen die hardnekkig verweer boden in steden als Najaf, Nasiriyah, Samawah en Bagdad. Zelfs in het heetst van de strijd weigerden Defensieminister Rumsfeld en opperbevelhebber generaal Tommy Franks de realiteit onder ogen te zien. Voor Franks waren de Feddayeen niet meer dan een bult op de weg naar Bagdad en toen generaal William Scott Wallace van het Ve Legerkorps voorstelde om de opmars naar Bagdad uit te stellen en eerst af te rekenen met de Feddayeen kreeg hij nagenoeg de bons.

Erger nog waren de misrekeningen over de na-oorlogse periode en het post-Saddamtijdperk. George W Bush – daarin gesteund door zijn toekomstige minister van Defensie Donald Rumsfeld– liet al voor zijn verkiezing in 2000 ten overvloede blijken dat hij niets voelde voor de ideeën van nation building zoals president Clinton die onder andere in Kosovo in praktijk had gebracht. Bush – Rumsfeld vonden de Kosovo-operatie een mislukt experiment dat ze niet van plan waren te herhalen in Irak.

De generaals waren verstomd toen ze kort nadat ze Bagdad hadden ingenomen te horen kregen dat het gros van de troepen naar hun bases in de Verenigde Staten terug zouden worden gestuurd. Er was zo al te weinig personeel om de olie-installaties, de grenzen en de ministeries te bewaken, laat staan om te patrouilleren en de plunderingen tegen te gaan. In de provincie Anbar, met de steden Fallujah en Ramadi, waren nauwelijks Amerikaanse troepen gelegerd, wat de opstandelingen de kans gaf zich daar te hergroeperen en de guerrillastrijd voor te bereiden. Twee dagen vóór de overwinningsspeech van Bush op de Abraham Lincoln (Mission Accomplished!) schoten soldaten van de 82e Airborne in paniek op een menigte woedende demonstranten in Fallujah met zeventien doden en meer dan zestig gewonden als resultaat. Voor wie ogen had om te zien was het duidelijk dat de bezetting van Irak geen picknick zou worden.

De benoeming van Paul Bremer tot viceconsul van Irak en diens beslissing om het Iraakse leger te ontbinden maakten de zaak alleen nog erger. 300000 Iraakse militairen werden met één pennentrek werkloos en tot vijanden van het nieuwe regime gebombardeerd. Het Decreet nr. Twee tot Ontbinding van de Eenheden kwam van Bremer maar ook hier was het de sinistere Chalabi die zijn pen vasthield. In tegenstelling tot de generaals en Bremers voorganger Jay Garner was Chalabi voorstander van een grondige zuivering van alle Baathelementen in het leger en de bureaucratie. Het nieuwe leger zou de naam New Iraqi Corps krijgen, afgekort: NIC. De naam is tekenend voor de culturele kloof tussen Bremers team en de Iraakse samenleving. NIC klinkt in het Arabisch als fuck.

De regering Bush wordt vaak verweten naar de oorlog te zijn getrokken zonder een plan voor het na-oorlogse Irak. Volgens Gordon en Trainor was er wel degelijk een plan, maar het was gebaseerd op foute informatie, wishful thinking, een totaal verkeerde inschatting van de werkelijkheid op het terrein, en ideologische vooringenomenheid. De afkeer van de regering Bush voor nation building verklaart waarom ze in eerste instantie erop rekende dat een Iraakse politiemacht en een nieuw Iraaks leger na de bevrijding de orde zouden handhaven en het land bij elkaar zouden houden. Daarna sloeg de slinger de andere kant op en werd het Iraakse leger ontbonden. Toen een commandant in het Zuiden plaatselijke verkiezingen organiseerde floot Bremer hem terug omdat een Sjiïetische leider dreigde verkozen te worden die de Amerikanen niet zagen zitten.

Minister van Buitenlandse Zaken Condoleeza Rice gaf onlangs toe dat haar regering duizenden tactische fouten heeft gemaakt in Irak. Maar ze blijft erbij dat de oorlog strategisch een goede beslissing was. De auteurs van Cobra II maken de tactische fouten van de regering Bush en vooral van zijn defensieminister Rumsfeld pijnlijk duidelijk. Over de vraag of de oorlog zelf al dan niet een kolossale tragische vergissing was doen ze geen uitspraak. Maar ze komen alvast tot de conclusie dat de prijs die de Amerikaanse troepen en hun bondgenoten en de Iraki’s zelf hebben betaald veel hoger is dan hij had moeten zijn.

DE STANDAARD DER LETTEREN

Johan Depoortere

Washington 2/04/2006

COBRA II

The Inside Story of the Invasion and Occupation of Iraq

Michael R. Gordon and General Bernard E. Trainor

Pantheon Books New York

602 pagina’s

VADERS EN ZONEN

De appel valt niet ver van de boom. Richard Pipes was in de jaren zeventig en tachtig één van de gangmakers in Washington van de Koude Oorlog. Hij inspireerde president Ronald Reagan tot diens beroemde uitspraak over het “Imperium van het Kwaad.”

De niet meer zo jonge lezer zal zich herinneren dat Reagan daarmee de Sovjet-Unie bedoelde. Vandaag is het Imperium in de woorden van George W Bush een As van het Kwaad geworden De vijand is niet langer het wereldwijde communisme maar het Islamfundamentalisme en het daaruit voortvloeiende terrorisme. De ideologische peetvaders van de president heten nu Neocons en één van de meest fanatieke kruisvaarders van nu is niemand minder dan Daniel Pipes, zoon van Richard.

Vader Pipes was een veelgevraagde Sovjetexpert die in kranten en televisie-uitzendingen graag zijn mening gaf over wat zich volgens hem binnen de muren van het Kremlin afspeelde. Hij was een specialist van de Sovjet mind zegt hij zelf in de schitterende BBC film The Power of Nightmares die de opvallende gelijkenissen documenteert tussen toen en nu, tussen de moslimextremisten en de Neocons.

Pipes leidde in de jaren zeventig het zogenaamde B-team: een groep experts rond Paul Wolfowitz die het Pentagon moesten briefen over het militaire gevaar van de Sovjet-Unie. De CIA had ondanks spionagesatellieten en langdurige diepzeescanning niet kunnen bevestigen dat de Sovjets over een geheim elektromagnetisch wapen tegen duikboten beschikten. De deskundige Richard Pipes kwam tot een heel andere conclusie. Als de CIA de mysterieuze elektromagnetische torpedo niet kon vinden was dat het bewijs dat de Sovjets over een ander ondetecteerbaar en supergeheim wapen beschikten. Pipes concludeerde dat uit zijn kennis van de soviet mind. De neiging van de Neocons om feiten ondergeschikt te maken aan ideologie dateert dus niet van gisteren.

Zoon Pipes, Daniel, behoort samen met Paul Wolfowitz, Richard Perle, Douglas Feith en andere Neoconservatieve ideologen tot de meest extreme voorstanders van de zogenaamde oorlog tegen het terrorisme. Irak is nog maar het begin. In een recent krantenartikel suggereerde Pipes junior dat het misschien niet zo een slecht idee zou zijn om alle moslims in de Verenigde Staten in concentratiekampen op te sluiten zoals aan het begin van de Tweede Wereldoorlog met Amerikaanse burgers van Japanse origine gebeurde.

Dat de droom van een democratie naar Amerikaans model in het Midden-Oosten tot het bloedbad heeft geleid dat we nu in Irak meemaken is voor deze extreme ideoloog ook al een geringe prijs. Meer zelfs, in een interview met de Jerusalem Post drukt Pipes zijn tevredenheid uit over het feit dat het in Irak de moslims zijn die andere moslims doden. Dat is – zegt hij – noch het probleem van de coalitie noch dat van het Westen. Als Soenni-terroristen Sjiïeten viseren en omgekeerd dan vallen er minder slachtoffers onder niet-moslims. En Daniel ziet nog meer voordelen in de slachting van moslims door moslims: het geweld in Irak kan Syrië en Iran tot een regelrechte confrontatie verleiden.

Dat de Neoconservatieve strategen niet bang zijn van wat bloedvergieten wisten we al. Zij stonden tijdens de monsterachtige Iran-Irakoorlog van begin jaren tachtig aan de zijlijn te applaudisseren toen de Verenigde Staten de baarlijke duivel Saddam Hoessein hielpen zijn arsenaal van massavernietiginswapens uit te bouwen. In vergelijking daarmee is een beetje burgeroorlog in Irak een uit de hand gelopen burenruzie.

Johan Depoortere

Washington

donderdag 30 maart 2006

ROE v WADE

Het moet van de tijd van Sitting Bull zijn geleden dat South Dakota – de staat in de Great Plains die het toneel was van de bittere gevechten tussen de taaie Sioux en de blanke kolonisator – nog de headlines in de nationale kranten haalde. Maar juist het bescheiden South Dakota hebben de kruisvaarders tegen de abortuswetgeving uitgekozen als nieuw front in hun oorlog tegen Roe v Wade. Deze beroemde uitspraak van het Hooggerechtshof uit 1973 die het grondwettelijk recht op abortus erkent is al wat rechts is in Amerika al decennia lang een doorn in het oog en nu achten de anti-abortusactivisten de tijd rijp om Roe v Wade uit het wetboek te schrappen.

Gouverneur Rounds zette zijn handtekening onder een wet die het uitvoeren van abortus in bijna alle gevallen een misdaad maakt en die de arts die de ingreep uitvoert tot vijf jaar in de gevangenis kan doen belanden De gouverneur en de sponsors van het initiatief weten dat hun wet flagrant in tegenspraak is met de federale wet en dat hun tekst dus dode letter zal blijven tot het Hooggerechtshof uitspraak heeft gedaan. Maar de gouverneur gaf zelf toe dat het initiatief een provocatie is, een schot voor de boeg in de hoop dat na een lange rechtsgang uiteindelijk een meerderheid van opperrechters gevonden zal worden om schoon schip te maken met Roe v Wade.


Dat de gouverneur uitgerekend nu met zijn initiatief komt is geen toeval. President Bush heeft twee nieuwe rechters in het Hooggerechtshof benoemd: John Roberts en Samuel Alito, twee juristen met een uiterst conservatieve stempel en twee uitgesproken tegenstanders van legale abortus. Alito vervangt de gematigd conservatieve Sandra Day O’Connor die in eerdere uitspraken over abortuskwesties vaak met de vier meer progressieve rechters meestemde en op die manier de balans naar een meer liberale interpretering van de wet kon doen doorslaan. Van de negen rechters zijn er nu vijf aartsconservatief en de kans is groot dat binnen afzienbare tijd ook Paul Stevens – een progressief – vervangen zal worden door een rechter van de harde conservatieve lijn.

De schrapping van Roe v Wade is een strategisch doel van christelijk rechts en een deel van de Republikeinen en je zou dus verwachten dat South Dakota en gouverneur Rounds applaus krijgen op alle banken. Niet zo dus. Het initiatief van de Sioux-staat heeft immers de diepe tactische verdeeldheid van rechts aan het licht gebracht. Niet iedereen is er van overtuigd dat de tijd rijp is voor een frontale aanval op de legale abortus. In het verleden is al meer dan één keer gebleken dat de etiketten progressief of conservatief voor de leden van het Hooggerechtshof bedrieglijk zijn en dat rechters niet altijd stemmen zoals hun achterban het graag zou zien. Daarom is een deel van rechts voorstander van het behoud van Roe v Wade maar met wetgeving in de deelstaten die het uitvoeren van abortus zo moeilijk maakt dat het principe zelf in de praktijk inhoudsloos wordt.

De rechtervleugel van de Republikeinse partij en hun bondgenoten bij christelijk rechts kunnen verdeeldheid over abortus missen als kiespijn nu ze ook dreigen te worden meegesleurd in het schandaal van de lobbyist Jack Abramoff, die wegens fraude en corruptie voor de rechter moet komen. In paginagrote advertenties in onder andere The New York Times worden drie prominente leiders van christelijk rechts herinnerd aan hun sterke politieke en financiële banden met Abramoff en de regering Bush. Abramoff maakte fortuin op de rug van de gokindustrie in de Indianenreservaten en terwijl de christelijke leiders te kruisvaart trokken niet alleen tegen abortus maar ook tegen het zondige gokken kregen ze dikke sommen toegestopt van gokbaas en geestesgenoot Abramoff.

Johan Depoortere

Washington

donderdag 9 maart 2006

KWARTEL


Vice-president Dick Cheney was vorige week niet uit de televisiejournaals en de cable networks weg te branden. De reden voor die buitensporige mediabelangstelling was een kwartel. De jacht op kwartels is het geliefkoosde tijdverdrijf van de vice-president maar een paar weekends geleden ging het helemaal fout. Cheney was met een groep vrienden te gast bij Katharina Armstrong, een steenrijke Republikeinse lobbysite met een uitgestrekte ranch in Texas. Toen een vogel opvloog dacht Dick niet langer na en vuurde. Hij trof niet de kwartel maar zijn vriend, de 78 jarige advocaat Harry Wittington die onverwacht in de vuurlijn opdook. Wittington werd met een lading hagel in het lichaam naar het ziekenhuis afgevoerd. Zijn verwondingen leken niet zo ernstig tot hij een dag later een lichte hartaanval kreeg blijkbaar veroorzaakt door een van de honderd loodjes die naar de hartregio was afgezakt.

Alles samen een vrij banaal incident dat intussen wellicht alweer was vergeten als Cheney meteen de pers had ingelicht en de ware toedracht van het gebeuren zelf uit de doeken had gedaan. Maar Cheney wachtte acht uur om het nieuws bekend te maken en hij liet de klus over aan zijn gastvrouw Katharina Armstrong die een plaatselijke krant opbelde. Cheney wachtte zelfs twee uur voor hij zijn baas inlichtte en hij moest zwaar onder druk worden gezet – door de president zelf en de staf van het Witte Huis – om in persoon tekst en uitleg te geven. Dat deed hij vier volle dagen na de feiten in een interview met de bevriende omroep Fox News. Daarin nam de vice-president de volle verantwoordelijkheid voor het jachtongeluk op zich en hij noemde die zaterdag “een van de zwartste dagen” in zijn bestaan. Maar hij bleef zijn beslissing verdedigen om het nieuws uren achter te houden en de gebruikelijke informatiekanalen te omzeilen.

Het lag allemaal in de lijn van de politieke cultuur van de regering Bush die van geheimhouding en handjeklap met bevriende journalisten haar handelsmerk heeft gemaakt. Dick Cheney is de machtigste vice-president sinds mensenheugenis en hij drukt als geen ander zijn stempel op de regeerstijl van dit Witte Huis. Hij is een fanatieke voorstander van meer executive power: meer macht voor het presidentschap dat enkele decennia geleden na Watergate sterk aan prestige en gezag moest inboeten. Hij heeft een stevige greep op de informatiestroom die het Witte Huis binnen- en buitengaat en hij wordt verantwoordelijk geacht voor een bewuste lek die de carrière van CIA-agente Valery Plame nekte. Plame was schuldig aan de het feit dat ze getrouwd is met een ex-ambassadeur die openlijk kritiek leverde op de oorlog in Irak.

Er was dus een kwarteljacht nodig om Cheney in opspraak te brengen en dat is meer dan opmerkelijk. De vice-president is met heel wat ernstiger foute beslissingen en dubieuze praktijken weggekomen. Cheney was een van de voornaamste aanvoerders van de posse die absoluut achter Saddam Hoessein aan wou gaan en die met het meeste vuur de stelling verdedigde dat de Iraakse dictator massavernietigingswapens bezat en een kernbom wou maken. Hij was het die de mythe van de link tussen Saddam en Al Qaeda aan de media sleet en hij stelde het voor alsof de oorlog een zondagochtendwandeling zou worden. Cheney, die de spotlights van de televisie meestal mijdt kwam in praatprogramma’s voorspellen dat de Amerikaanse troepen in Irak als “bevrijders zouden worden begroet.” De misrekeningen van Cheney en Bush hebben tot dusver aan exact 2272 (volgens de officiële telling) jonge Amerikaanse soldaten het leven gekost – om nog maar te zwijgen van de tienduizenden dode Irakezen. Daarover heeft de Amerikaanse pers opvallend minder misbaar gemaakt dan over die ene kwartel die advocaat Harry Wittington in het ziekenhuis deed belanden.

Johan Depoortere

Washington 16 februari 2006

.