Waar is de goede oude CIA gebleven? De geliefkoosde pispaal van links toen er in de jaren zestig en zeventig geen betoging denkbaar was zonder een uithaal naar deze agent van het Amerikaanse imperialisme, verantwoordelijk voor alles wat de verworpenen der aarde te verhapstukken kregen: van Pinochet tot de Contra’s in Nicaragua, van de invasie in de Dominicaanse republiek tot de plannen om Fidel Castro zijn baard te laten uitvallen. Maar zie, na vijf jaar George W Bush is de ooit zo geduchte inlichtingendienst nog een schaduw van zichzelf. Wanneer de aftakeling is begonnen is niet zo duidelijk – wel dat het agentschap nu de slag heeft verloren in de bureaucratische oorlog tussen de departementen.
Twee miskleunen hebben op het eerste gezicht de CIA de das omgedaan: het agentschap heeft de aanslagen van 11 september niet kunnen voorkomen en het sloeg volkomen de bal mis over de massavernietigingswapens in Irak. Zo althans is de officiële lezing van het Witte Huis. In werkelijkheid heeft de CIA wel degelijk aan de alarmbel getrokken en een massale aanslag door extreme islamfundamentalisten voorspeld. De regering Bush verkoos de waarschuwingen in de wind te slaan en schoof het agentschap later in de schoenen dat het niet de exacte plaats en tijd van de aanvallen had weten te voorspellen.
Dat Saddam Hoessein vooruitgang maakte in zijn programma voor massavernietigingswapens stond inderdaad te lezen in een rapport van de CIA, maar de regering slaagde erin de aanwijzingen van het tegendeel en alle maars en echters uit het CIA- memorandum uit de openbaarheid te houden.
Om de al of niet vermeende fouten van de CIA in de toekomst te vermijden benoemde de regering een superspion die voortaan alle inlichtingendiensten zou coördineren en aan hem ondergeschikt maken. John Negroponte werd de nieuwe inlichtingentsar met nooit eerder geziene macht en bevoegdheden. Intussen werkte defensieminister Donald Rumsfeld gestaag verder aan de uitbouw van zijn eigen inlichtingenimperium in het Pentagon. Rumsfeld voerde een open oorlog tegen Langley – het hoofdkwartier van de CIA in Virginia - en extreem rechtse commentatoren van het genre Anne Coulter leverden de munitie in talkshows en krantencolumns waar de CIA ervan werd beschuldigd een stootram te zijn van de Democraten om de politiek van het Witte Huis te ondermijnen.
Porter Goss, een politieke vriend van de president, werd intussen naar Langley gestuurd om de stal uit te mesten. Goss interpreteerde zijn jobomschrijving als het herwinnen van de loyauteit van de CIA-spionnen voor de zittende president. Het gevolg was nog meer onrust onder het voetvolk dat, de politieke druk en de concurrentie van het Pentagon en Negroponte zat, in bosjes het agentschap verliet. Lekken en schandalen deden de rest om het moreel te ondermijnen. Goss moest uiteindelijk opstappen en president Bush stuurt nu een militair naar het ziekbed van het terminale agentschap: generaal Michael Hayden de tweede man na inlichtingensupremo John Neghroponte. Hayden stond tot voor kort aan het hoofd van een concurrerende inlichtingendienst: de machtige NSA (National Security Agency) die onlangs voor de tweede keer een politieke storm veroorzaakte toen bekend werd dat precies die instelling de telefoongesprekken van Amerikaanse burgers nagaat. In de Amerikaanse pers klinkt daarom luid de vraag: moet de dokter de patiënt beter maken of aan stervensbegeleiding doen?
Washington
vrijdag 12 mei 2006