Het is vaste prik: president Bush benoemt een vriend of politieke medestander of mede-gelovige in een hoge functie. Die gaat vroeg of laat uit de bocht, er komt zware kritiek, maar de president blijft manhaftig achter zijn man of vrouw staan. Daarna neemt de kritiek toe, de situatie wordt onhoudbaar en dan verdwijnt – bij voorkeur op een vrijdagavond na prime time – de omstreden figuur via de achterdeur. Heckuvajob Brownie, waren de beroemde lovende woorden van de president aan het adres van Michael Brown, de klungelende baas van het ministerie van rampenbestrijding toen die de bewoners van New Orleans na Katrina letterlijk had laten verzuipen. Een week later werd Brown aan de kant geschoven.
Hetzelfde is nu gebeurd met Paul Wolfowitz (zie: Armoedebestrijding). Nog geen week geleden zei president Bush hoezeer hij het werk van Wolfowitz aan het hoofd van de Wereldbank waardeerde. Paul Wolfowitz moest blijven, vond Bush en met de steun van de grote baas in de rug vocht Wolfowitz hardnekkig om zijn job te houden. Maar eerder deze week veranderde het Witte Huis de toonzetting: de waardering voor Wolfowitz bleef, maar nu heette het dat alle opties op tafel lagen. Wolfowitz wist dat daarmee het doek voor hem gevallen was en er bleef hem niets over dan vechten voor een zo eerzaam mogelijke aftocht.
Het probleem met de benoemingen van president Bush is een fenomeen dat ons Belgen niet helemaal onbekend is: politiek favoritisme. De conservatieve Heritage Foundation, die grote invloed heeft in het Witte Huis, formuleerde het in 2001 in een advies aan de president als volgt: verricht benoemingen op basis van - één - politieke loyauteit en - twee - expertise. De president heeft die raad bijzonder goed opgevolgd . Bij bijna alle topbenoemingen koos Bush voor loyale conservatieve Republikeinen, persoonlijke vrienden, mensen die hem in zijn verkiezingscampagne hadden geholpen of Evangelische christenen. Van de minister van justitie – een persoonlijke vriend - tot en met de huidige Amerikaanse ambassadeur in Brussel - Sam Fox, een grote geldschieter van de Bush-campagne in 2004 – allen beantwoorden ze aan dat stramien.
Maar de boemerang van de politieke benoemingen komt met een harde klap in het gezicht van de president terug. Op de schopstoel zit nu Alberto Gonzales, de minister van justitie die Bush trouw heeft gediend sinds diens dagen als gouverneur van Texas. Gonzales heeft het begrip politieke benoemingen een nieuwe dimensie gegeven door negen procureurs (Openbare Aanklagers) te vervangen door loyale Bushies zoals ze in een e-mail van het departement Justitie worden genoemd. De uitleg die de minister daarover in het Congres kwam verschaffen was zo klungelachtig dat zelfs vooraanstaande Republikeinen nu om zijn ontslag roepen.
Eerder deze week barstte nog een bom. Een voormalige vice-minister van justitie kwam in het Congres een bloedstollend verhaal vertellen over wat in 2004 met John Ashcroft, Gonzales’ voorganger op Justitie, was gebeurd. Ashcroft lag doodziek in het ziekenhuis toen hij door Gonzales – in die tijd de advocaat van het Witte Huis – onder druk werd gezet om zijn handtekening te zetten onder een besluit om het afluisteren van telefoongesprekken mogelijk te maken. Nu was John Ashcroft zelf een extreem conservatieve Evangelische christen, maar hij vond de afluisterplannen van het Witte Huis strijdig met de wet en hij had er zich altijd tegen verzet. De onthulling over de demarche van Gonzales was voor veel Congresleden de druppel die de emmer doet overlopen en de Democraten willen nu een vertrouwensstemming over de minister van justitie. President Bush – die zijn vriend om een of andere reden steevast Freddo noemt - vindt dat Gonzales moet blijven. Heckuva job Freddo!
No comments:
Post a Comment